CD INFORMATION  
ROOTSVILLE CD REVIEW by witteMVS

STEVE BAKER & DICK BIRD (D)
King Kazoo

01 I'll Never Let You Go
02 Glad I Got You
03 King Kazoo
04 Fishing Blues
05 Hair Parted In The Middle
06 Sliding Delta
07 Harmonica Stomp
08 Nine Pound Hammer
09 Too Long
10 Cool Operator
11 No Doubt About It
12 Slow Down
13 Bottle Up & Go
14 Great Dreams From Heaven

Het debuutalbum van Steve Baker en Dick Bird “King Kazoo” klinkt als het product van een duo dat al sinds mensheugenis samenspeelt. En dat is ook zo. Beiden zijn Londenaars en reeds in 1970 spelen ze samen als akoestisch duo in de Londense folkclubs. Hun voorliefde voor de country-blues heeft het tot op de dag van heden overleefd, zelfs al speelden ze ondertussen in de meest uiteenlopende blues- en blues-rockformaties . Ze belandden in Duitsland als lid van de legendarische jugband Have Merci, maakten er furore en besloten van het land aan de Rijn hun nieuwe heimat te maken. De daaropvolgende jaren speelden ze in bands als B-Sharp, The Mudsliders en talrijke andere, samen of afzonderlijk. Ze zaten in met Long John Baldry, Inga Rumpf, Pe Werner, Burkhardt Brozat. Steve Baker vormde een duo met Chris Jones, ondertussen overleden, en ook met Abi Wallenstein. Ze speelden in de loop der jaren regelmatig samen als country-blues duo, maar het werd dus 2008 alvorens ze deze CD opnamen, en men kan zich terecht afvragen waarom daar bijna veertig jaar is moeten overheen gaan om tot dit resultaat te komen.

Vanaf het eerste nummer “I’ll Never Let You Go” heb je het begrepen. Dit stel is op mekaar ingespeeld als een Sonny Terry and Brownie McGhee of zelfs nog hechter. Op geen enkel moment op de plaat hoor je een kinkje of een hapering of een aarzeling. Alle klikt perfect, bijna onmenselijk, in mekaar. Er wordt met geen woord over gerept in de liner notes van de CD, maar ik moet me sterk vergissen of deze plaat is in one take opgenomen. Geen dubbings, geen overdubbings, geen afzonderlijke opnamen. Beide muzikanten zijn straf genoeg om dat te kunnen.

Steve Baker heeft een aparte stijl op de harmonica. In de eerste plaats speelt hij altijd zeer akoestisch, in de letterlijke zin. Een microfoon gebruikt hij enkel opdat men hem nog zou kunnen horen op de achterste rijen. Nooit of te nimmer gebruikt hij dat ding om zijn klank te vervormen of ingewikkelde tonggrepen te camoufleren in een waas van distortion. Hij maakt het zichzelf niet gemakkelijk, hij speelt bijna ganse nummers helemaal door als hij niet van zang is. En het sterkste van al is dat hij noten weet uit een bluesharp te wringen die er normaal zelfs met verbuigingen niet uit te halen zijn. En aan de klank hoor je dat het geen chromatische harp is. Of speelt hij gelijktijdig op verschillende bluesharpjes? Het moet een uitzonderlijke prestatie zijn om je tong niet in een knoop te spelen op deze wijze. Het zal wel niet voor niets zijn dat hij al een zestal instructieboeken en DVD’s heeft uitgebracht omtrent bluesharpkunst en in mondharmonicaspelersmiddens (een zevenentwintig letters woord) een bijzondere faam geniet.

Dick Bird’s gitaarspel is diep in de ragtime geworteld. Dat maakt dat hij zeer maat- en tempovast werkt. Je krijgt er geen speld tussen. Nog meticuleuzer dan hij is, is welhaast onmogelijk. De graad van perfectie op de zes snaren grenst aan het onwaarschijnlijke. Geen onverzorgde akkoord overgang kan je ontwaren, geen snel weggemoffelde verkeerde noot door middel van de zogenaamde ‘passing notes’ techniek. Pure klasse.

Op hun keuze van de songs voor dit album valt ook al niets op te merken. Ze hebben geopteerd voor het minder bekende werk uit de immense bluesotheek. Op “Fishin’ Blues” van Henry Thomas na, dat destijds al de, weliswaar alternatieve, ‘hitlijsten’ werd ingespeeld door Country Joe McDonald en Taj Mahal. Ah ja…de traditional “Bottle Up and Go” moet ik toch ook aanduiden als redelijk stevig gekend in onze middens. Is het niet als kleurig volkslied dan toch als levenswijze bij sommigen. Geput wordt er door beide artiesten uit werk van de oudste race recording artists als (in order of appearance) Tampa Red, Henry Thomas, Washboard Sam, Mississippi John Hurt, en een countrynummer “Nine Pound Hammer” van Merle Travis. Laat dat nu één van die nummers zijn die aantonen dat vroege hillbilly country en blues echt niet veel van mekaar verschilden en alleszins dezelfde roots delen.

De zes eigen nummers van de heren moeten beslist niet onderdoen voor het historisch patrimonium dat op dit album prijkt, en binnen onafzienbare tijd maken ze d’er ook deel van uit. “King Kazoo” en “Too Long” zijn daar expliciete voorbeelden van.

En het laatste nummer “Great Dreams from Heaven” van Joseph Spence, als outtro, is adembenemend mooi. Tegelijk haast barok en met de adem van Ry Cooder erin. Dat we dit nog allemaal mogen meemaken.

Liefhebbers van het betere akoestische werk, haalt uwe portemonnees maar voor den dag. Als je er nog wil bijhoren moet je je deze upgrade zeker aanschaffen. Anders gaat het bergaf gaan jullie kennis van het genre. En dat wil ze zeker niet beleven. Verkrijgbaar half november.

Oh ja, nog een leuk toemaatje. Als je deze CD als CDrom leest in je PC, ontdek je de lyrics van de zes eigen songs in Word, compleet met zijn toonladder, de tuning van de gitaar en position van de harmonica. Ain’t That Nice ?

De muzikanten zijn :

Steve Baker: harmonica, backing vocals
Dick Bird: guitars, National steel tricone, lead vocals

Gastmuzikanten zijn :

Martin Röttger : drums and percussion
Henry Heggen : jug
Martin Wichmann : upright bass

 

witteMVS

 

INFO ARTIST
website
my space

video
RECORD LABEL
ACOUSTIC MUSIC RECORDS
website
DISTRIBUTION
ROUGH TRADE
website